Popradar Spotlight: Sophie Straat




Als er een new kid in onze town is, dan is dat wel Sophie Straat. De volkszangeres speelde met haar levensliederen over de Amsterdamse gentrificatie op Eurosonic Noorderslag, gaf vorig jaar meerdere shows in het Paard samen met Goldband, en bracht afgelopen week de single “Tweede Kamer” uit als pleidooi voor meer vrouwen in de Haagse politiek. Ze vertelt in deze Spotlight over haar switch van fotografie naar muziek, haar schrijfproces en het opkomen als artiest in coronatijd. 

“Ik ben opgegroeid in een huis waar veel creativiteit aanwezig was. Mijn moeder is zelf kunstenaar en we waren in mijn jeugd de hele dag met haar aan het knutselen en schilderen. Alle spelletjes die we deden waren gelinkt aan creativiteit. Ik kijk daar met een heel goed gevoel op terug.

Mijn interesse in fotografie ontwikkelde zich tijdens de middelbare schooltijd. Ik zat op het IVKO in Amsterdam. Dat is een kunstzinnige school, een beetje de hippie school van Amsterdam. Daar kreeg ik fotografielessen en ontwikkelde ik een obsessie voor deze kunstvorm. De keuze om fotografie op de Koninklijke Academie Beeldende Kunst (KABK) te studeren lag voor mij dan ook voor de hand. Toen ik net begon op de KABK, wilde ik documentaire fotograaf worden. Later in de studie begon ik mezelf af te vragen wat ik nou echt leuk vond aan fotograferen en ik kwam uit op het vertellen van verhalen. Ook in mijn muziek is verhalen vertellen nog steeds het belangrijkste.

Voordat ik als Sophie Straat nummers ging maken was ik al bezig met muziek. Tijdens het uitgaan was ik op de hoogte van wie er speelde en was ik bezig met het ontdekken van nieuwe DJ’s. Mensen vroegen me wel eens of ik geen DJ wilde worden, maar dat leek me niks. Toch miste ik een muzikale uitlaatklep en ik besloot bij mijn afstuderen muziek een plek te geven. Ik dacht “ik maak gewoon een liedje en daar blijft het bij”. Ik vroeg aan Wieger Hoogendorp of hij me daarbij kon helpen, en het werd zo vet dat we gelijk meer wilden maken.

Op de KABK was er totaal geen ruimte voor dit muziekproject. Ze begrepen het niet en vonden daarom dat ze geen feedback konden geven. Daardoor heb ik mijn afstuderen heel zelfstandig gedaan. De lockdown kwam mij op een bepaalde manier wel goed uit want ik werd nu niet elke week op mijn vingers getikt door docenten.

Ik heb gemerkt dat mijn schrijfproces anders gaat dan bij de muzikanten om mij heen. Als ik met de jongens van Goldband in de studio zit dan zijn zij op ritme aan het schrijven en onderzoeken ze welke klank goed klinkt bij de sound van de song. Ikzelf werk eerst vanuit een concept. Dat heb ik denk ik geleerd op de Kunstacademie. Wanneer ik een concept bedenk schrijf ik het eerst helemaal uit en doe ik research naar het onderwerp. Daarna schrijf ik er een verhaal over. Bijvoorbeeld bij het liedje “Jessie”, over de jongen op de Zuidas, ben ik eerst een beeld gaan bouwen over de achtergrond van het karakter en daar komen vervolgens zinnetjes uit als “openbaar vervoer voor de allereerste keer”. Pas later beslis ik welke zinnen ook daadwerkelijk het liedje gaan halen. Ik ben dus echt verhaaltjes aan het schrijven.

Vaak schrijf ik over problemen waar ik al langer mee worstel. Nu ben ik bijvoorbeeld bezig met een nieuw project over seksisme in het voetbal. Daar ben ik zelf altijd tegenaan gelopen en dat maakt het gemakkelijk om er inspiratie uit te halen. Ik heb een lijstje van dingen die ik nog wil zeggen. Het zijn thema’s waar ik me aan erger of juist onderwerpen die me gelukkig maken.

Het leukste van muziek vind ik als iets op zijn plek valt. Wanneer ik dat ene zinnetje vind waar ik al zolang naar opzoek ben, dan is dat echt een euforisch moment. Ook ben ik veel aan het leren. Ik heb nu bijvoorbeeld zangles en ik vind het vet om erachter te komen hoe mijn lichaam werkt. Die leermomenten die bij muziek horen voelen echt als een cadeau.

Een eigenschap van mij die me verder helpt is mijn brutaliteit. Anders had ik nooit aan Wieger durven vragen of hij eventjes kon helpen met een liedje maken of had ik nooit vastgehouden aan mijn muziekproject tijdens het afstuderen. Die brutaliteit kan ik ook gebruiken als ik op het podium sta. Ik denk gewoon “fuck it, ik ga het doen en ik ga er honderd procent voor”. Ik heb wel echt schijt op het podium, maar na een show kan ik ineens heel onzeker worden.

Voordat ik “Tweede Kamer” uitbracht gingen al mijn liedjes over de problematiek in Amsterdam, zoals gentrificatie. Het leek me tof om een nummer met een Haags tintje te schrijven. Ik zat met de jongens van Goldband in de studio en ik had al een verse geschreven die behoorlijk politiek geladen was. Uiteindelijk is het nummer een pleidooi geworden voor meer vrouwen in de Haagse politiek.

Ik heb drie jaar in Den Haag gewoond. Ik heb hier de gentrificatie niet zo aan den lijve ondervonden als in Amsterdam. Ik ben namelijk opgegroeid in de buurt waar het gebeurde, De Pijp. In Den Haag was ik juist degene die in het Zeeheldenkwartier kwam wonen. Ik heb het hier dus niet zien gebeuren, maar ik was er wel een onderdeel van.

Opkomen als artiest in corona tijd vind ik heel bagger. Het benauwt me dat alles wordt opgenomen. Elke keer als ik ga optreden blijft dat ook voor altijd online staan. Alle foutjes die ik maak blijven dan ook bewaard. Omdat ik nieuw ben in de muziekwereld, weet ik niet wat ik wel en niet kan maken. Mijn brutaliteit werkt me dan juist tegen omdat ik wel eens vervelend kan doen tegen het publiek en dan denk ik erna “o mijn god, waarom deed ik dat”. Zoiets deed ik dan uit onzekerheid, en daar heb ik dan spijt van, maar dat staat nu voor altijd ergens op Youtube.

Er lijkt dan geen ruimte voor fouten te zijn. Dat is ook kenmerkend aan deze generatie. Je kan heel snel te ver gaan en een fout maken die nooit meer vergeten wordt. Ergens ben ik ook bang voor de cancel culture. Het zou zonde zijn als dat in de weg zit van mijn creatieve proces. Nu is dat nog niet aan de hand, maar het maakt me wel angstig. Ik kijk er dus naar uit om weer voor een zaal te spelen in plaats van een camera.”

Luister hier naar de inspiratielijst van Sophie Straat.